CAIN (een metafysisch verhaal)

Zo’n 25 jaar geleden schreef ik zo eens wat . Niet dat ik er echt goed in was maar het gaf mij veel plezier om mijzelf te bewegen tussen de opwellende fantasiën die ongelimiteerd waren en de sporadisch opkomende blokkades van het niet weten hoe je bepaalde ideeën, gevoelens zo kon omschrijven dat het echt weergaf wat er in jezelf opwelde.
Hoe dan ook, na enkele jaren van schrijven, een paar kleine verhalen, diverse boekjes vol met gedichten en gedachtenspinsels, stopte ik met schrijven.

25 Jaar later, nadat ik enkele niet afgemaakte verhalen weer inzag, heb ik besloten om een nieuwe poging te wagen om één van die verhalen nieuw leven in te blazen. Toentertijd had ik twee verhalen geschreven, beiden niet afgemaakt, met een vergelijkbaar verhaal. Een jongen die eropuit wordt gestuurd door zijn ouders met de opdracht om “de sleutel” te vinden en te beschermen. De jongen begint het avontuur zonder echt te weten wat hij moet doen maar beland in een wereld die ver buiten zijn begrippen gaat.

Hieronder vind je een stukje uit het verhaal van Cain.
Ik zou het erg leuk vinden wanneer je mij kunt laten weten wat je ervan vind.

…De kleine Romy stoof de binnenplaats over en rende zo hard hij kon de poort door het bos in.
Hij stopte niet tot dat hij bij de vervallen watermolen kwam. De oude molen, die nu niet meer was dan een uiteengevallen fundering, was zijn toevluchtoord geworden sinds het moment dat hij merkte dat veel van wat er om hem heen gebeurde niet leek te kloppen met zijn gevoel van rechtvaardigheid en menselijkheid.
Hij had met het rond liggende puin een aardig onderkomen weten te maken op de nog intacte vloer van de eerste verdieping. Hoewel de trap ernaartoe wel enige aandacht nodig had was het een prettige en vooral droge plek geworden.
Aangekomen keek hij rond of alles nog was zoals hij het de laatste keer had achtergelaten. Alles leek nog op z’n plek te liggen. De paar boeken op de biels, de kaars had dezelfde grote en zelfs de overgebleven etensresten lagen nog ongeroerd op de geïmproviseerde tafel.
Romy pakte een van de boeken en ging op de dekens liggen die hij op een paar balken als bed had neergelegd. Al snel viel hij in een diepe slaap en droomde weg over de valleien van zijn innerlijke wereld.

Met een schok opende Romy zijn ogen. Als een geschrokken hondje was hij overeind gevlogen en bleef nu stil op het bed zitten, luisterend naar wat hem had wakker gemaakt.
Zijn rechteroor begon heftig te kloppen, dat hem gelijk aan het onfortuinlijke voorval terug deed denken.
Met een wat zuur gevoel stond Romy langzaam op en liep naar het kleine raampje om te kijken wat hem nu wakker had gemaakt. Hij keek door het raampje en tuurde het grote woud in. Niets, helemaal niets. Het was donker geworden en wat er dan ook was dat hem wakker had gemaakt was nu verdwenen.
Romy werd overmand door een weemakende honger. Onhandig strompelde hij over de houten vloer, pakte wat van het uitgedroogde eten en een fles waar nog wat verzuurde wijn in zat en liep de trap af naar beneden. Bij de half verwoeste ingang van de molen bleef hij staan om wat happen te nemen voordat hij verder zou gaan. Hij wilde alles wegspoelen met wat wijn, maar dit net zo hard weer uitspuugde, toen hij verschrikt bleef staan zichzelf te overtuigen van wat hij dacht gezien te hebben. Kleine druppeltjes verzuurde wijn liepen langs zijn mondhoeken omlaag. Met een ongecontroleerde beweging veegde hij het weg, het leidde hem af!
Met grote concentratie keek hij in de richting waar hij de gestalte gezien had. Althans, dat dacht hij toch wel. Maar hij kon niets anders zien dan de vertrouwde eiken en beukenbomen die er nu groot en dreigend uitzagen. Het was ook niet stil. Enkele merels zongen hun avondlied en een eekhoorn sprong van tak tot tak en verdween ten slotte in een grote es.
Lichtelijk geïrriteerd liep Romy verder het woud in naar de plek waar hij dacht de gestalte gezien te hebben. zijn gedachte dwaalde af.
Misschien was het wel een tovenaar. Er werd gezegd dat er hier ergens een zou wonen. Hoewel Romy de verhalen altijd overdreven vond geloofde hij wel dat het mogelijk kon zijn. Of misschien was het de jager Ramhur wel. Weer verdwaalt! Die gekke Ramhur, een jager die nu al twee keer verdwaald was. Wat was dat nou voor een jager. Romy vond dat hij beter een ander manier kon bedenken om aan zijn centen te komen. Romy begon te lachen en liep met vrolijke passen verder het woud in wat nu donker en koud begon te worden.
Het deed hem merkbaar goed om in het dichte woud rond te lopen. Hoewel er de spannendste verhalen de ronde deden over heksen, magische plekken en magiërs die duistere offerrituelen hielden om net zulke duistere goden te eren of zelfs op te roepen.
Romy vond al die verhalen onzin en kon er geen touw aan vast knopen waarom mensen toch altijd zo vreemd gingen doen wanneer ze iets niet snapte of wanneer het onbekend voor hun was.

Na ongeveer een uurtje gelopen te hebben in het inmiddels duistere woud kwam Romy bij de ronde open plek waar hij al vaker was geweest. Hier kwamen alleen de mensen die echt bezorgd waren om een geliefd familielid te verliezen. De vele tokens die nu in de bomen hingen waren daar nog de stille getuigen van.
Men geloofde dat wanneer men hier iets achterliet van het familielid, dit als betaalmiddel kon dienen voor de magiërs die hier hun rituelen lieten plaatsvinden. Het was wel op goed vertrouwen want niemand wist of die magiërs wel bestonden en of ze de gevraagde hulp wel zouden geven. Maar men was er echt van overtuigd dat door iets waardevols hierachter te laten de ziekte kon worden vrijgekocht.
Romy kon zich niet vinden in al die verhalen. Hij geloofde zeker in magie en zaken die niet verklaard konden worden maar hij was nuchter genoeg om in te zien dat men veel te veel de verantwoording buiten zichzelf wilde leggen en het idee dat alle vervelende zaken je overkomen vond hij absurd.
Hij stond nu midden in de cirkel. De grote majestueuze eiken gaven het allemaal een erg indrukwekkende sfeer. De eiken waren zo groot dat deze nog te zien waren in het dorp, achter het kasteel. Hij vroeg zich af of deze cirkel van bomen door mensen was gemaakt of dat dit op natuurlijke wijze was ontstaan. Het was in ieder geval een boeiende omgeving die vanzelf ontzag en bewondering afdwong.
Romy sloot zijn ogen en liet het moment over hem heen vallen als een sluier die over de kooi van een vogel wordt gelegd om deze stil en rustig te maken.
Hij luisterde naar de wind die de bomen streelde. Samen het spel van geluid en beweging spelend. Langzaam verschoof zijn aandacht van buiten naar binnen. Hij hoorde nu duidelijk zijn hart kloppen, zijn bloed door zijn lichaam stromen en de golven van energie door zijn aanwezigheid gaan. Het was hoe hij zichzelf altijd zag, een vormloze, bewegende energie in een menselijk lichaam.

Voorzichtig opende Romy zijn ogen. Het felle licht van de zon scheen recht in zijn gezicht. Het was ochtend en alles was gehuld in het prachtige licht van de opkomende zon.
Romy keek om zich heen en zag dat hij midden in de cirkel in het gras lag.
‘Ik moet in slaap gevallen zijn.’ Zei hij tegen zichzelf.
Hij draaide op zijn rug maar werd opgeschikt door een vervelende pijn. Snel draaide hij zich om en greep naar zijn onderrug. Hij voelde een enorme bobbel. Voordat hij zich kon afvragen wat dat was herinnerde hij zich de fles verzuurde wijn die hij achter in zijn broekzak had gedouwd. Met een lach pakte hij de fles en zette deze naast zich neer.
Romy legde zichzelf weer neer in het gras en sloot zijn ogen. Hij genoot van de voelbaar toenemende warmte die de opkomende zon hem bracht. Het verdampen van de dauw op het gras rondom hem zorgde voor een heerlijk gevoel van helderheid die hij met volle teugen inhaleerde.
‘Hi.’
Romy keek verbaasd om zich heen. Had hij het goed gehoord? Hoorde hij nu iemand ‘hi’ zeggen?
‘Hallo?’ Riep hij terwijl hij zich tegelijkertijd wat onbenullig voelde om ‘hallo’ te roepen terwijl hij niemand zag. Maar hij kreeg geen reactie.
‘Mmm, ik zal het wel gedroomd hebben.’ dacht hij en sloot zijn ogen weer. Maar dit keer kon hij niet meer wegvallen in zijn innerlijke wereld. Het idee dat er nu iemand, wel of niet zichtbaar, ergens rondliep liet hem niet meer los. Nog even probeerde hij zich te concentreren en terug te vallen in het genieten van de opkomende zon maar het lukte niet meer.
Met een gevoel van teleurstelling opende hij zijn ogen weer en kwam overeind.
Wat hij zag kon hij niet geloven. Waar net nog alleen maar de lege ronde grasvlakte was stond nu, nee, zweefde nu een prachtig klein kistje. Ja, het was werkelijk een prachtig klein kistje. Schitterend roodbruin met gouden randen en zeer fijne versieringen die over het hele kistje leken door te gaan. Bovenop het kleine kistje zat een schitterende steen die licht leek te geven. Wat was dat prachtig. Zo mooi dat Romy zijn verbazing helemaal vergat en vol bewondering naar het kistje zat te kijken. Het nam zijn aandacht zo in beslag dat hij helemaal niet door had dat hij inmiddels omringt was door een kring van brandende toortsen.
Romy kroop op handen en knieën dichter naar het kleine kistje toe.
‘Zou er dan toch een kern van waarheid schuilen in al die verhalen over deze plek? Zouden hier dan toch magiërs zijn, of druïden die hier samenkomen?’
Het waren vragen die nu bij Romy door zijn hoofd schoten maar geen tijd kregen om wortel te schieten. Hij was te geabsorbeerd door dit prachtige kistje.
‘Zou hij het aanraken? Kan het überhaupt open?’
Wat moest hij doen.
Heel voorzichtig strekte hij zijn rechterhand uit naar het zwevende kistje. Tergend langzaam, alsof hij er bewust extra drama aan wilde geven, schoof hij zijn hand dichter en dichter bij het kistje. Hoe dichter zijn hand bij het kistje kwam hoe meer hij bemerkte dat hij begon te trillen. Maar hij kon niet bepalen of dit nu door een eventuele betovering van het kistje kwam of gewoon door de spanning van zijn lichaam dat nu uitgestrekt werd om het kistje wel of niet aan te raken.
Nog een centimeter en zijn wijsvinger zou het kistje aanraken. Wat zou er gebeuren? Zou het open gaan? Of, misschien een betovering op hem loslaten? Wat als het allemaal slecht is?
‘Wat als er slechte dingen gebeuren als ik het kistje aanraak?’ Bedacht Romy zich.
Met deze gedachten trok hij even zijn hand terug en bedacht zich vliegensvlug wat al die slechte dingen zouden kunnen zijn. Maar nee, dat kon niet, volgends hem.
En zonder enige verdere twijfel strekte hij nogmaals zijn hand uit en pakte het kistje uit de lucht.
Er gebeurde helemaal niets.
‘Nou, dat was leuk!’ zei Romy hardop met enige teleurstelling.
‘Verwacht je iets bijzonders, gebeurd er helemaal niks! Nou, ik ben benieuwd wat er dan in dat kistje zit.’
Met de verwachting dat hij nu ook wel teleurgesteld zou gaan worden met de inhoud van dit kistje, hield hij het eens goed voor zich om te kijken hoe hij het open kon maken.
Hij zag geen slot of ander mechanisme zoals een schuifje ofzo. Ook geen scharniertjes voor een deksel. Het leek een hermetisch afgesloten kistje te zijn met alleen duidelijk een bovenkant omdat daar de steen op was gezet.
Het was wel echt een prachtig ding. Het goud was van schitterende kwaliteit en de versieringen ware nog veel fijner dan hij eerst kon zien. En de steen, die was werkelijk geweldig! Verschillende kleuren leken erin te dansen. Ja, dansen was het goede woord want allerlei verschillende kleurvlokjes leken in de steen rond te dansen, om elkaar en door elkaar heen.
Voorzichtig draaiden hij met zijn vinger mee over de steen, de kleine kleurvlokken volgend in hun spel van dans.

Romy schrok!
‘Wat gebeurd er!’ WAT…’
Hij trok zijn hand terug van de steen maar het had geen zin meer. De dansende kleurtjes uit de steen kwamen naar buiten en danste nu om zijn vinger, zijn hand en drongen zich door zijn huid naar binnen.
Romy raakte in paniek.
‘Wat gebeurd hier?!’ Riep hij nog. Maar het was te laat.
De nog steeds dansende kleurvlokken schoten dwars door hem heen. Er ontstond een hevig gezoem dat bezit van hem nam. Alle spieren, alle botten leken onder het gezoem en gedans van kleine kleurvlokken te trillen. Nog nooit gevoelde verschillende pijnen namen bezit van de kleine Romy. Het waren onmenselijke pijnen. Ze schoten als scherpe pijlen door zijn lichaam zoekend naar… naar wat? Een weg naar buiten?
het leek een storm te worden. Steeds opnieuw dreunend en bonkend kreeg de kleine man de stekende pijn rammend tegen zijn borst, zijn rug, zijn benen en in zijn hoofd. Alsof er met een botte speer in zijn lichaam van binnenuit naar buiten werd geprikt. Steeds opnieuw en opnieuw!

plotseling leek alles tot rust te komen. De rammende sensatie nam af en het leek alsof al die nu razende kleurvlokken naar elkaar toe kwamen in zijn buik. Maar het was niet de rust die kwam. De vlokken, de pijnscheuten, de speren of wat het ook was leken zich samen te bundelen tot een grote… grote energiebal!
Toen was het stil. Voor een paar seconden dacht Romy dat het nu voorbij was. Hij wilde dat het voorbij was. Dit was te pijnlijk, hij kon het niet aan, hij…
Zijn mond ging open. Spastisch, gedwongen leek het wel. Alsof iets zijn kaken uit elkaar trok. Romy wist niet meer wat er gebeurde. Hij voelde een enorme angst maar tegelijkertijd had hij geen plaats voor die angst. Alles leek buiten hemzelf te gebeuren.
Een buitenmenselijke angstaanjagende gil schoot uit de keel van Romy. Half bewusteloos hoorde hij de schreeuw uit zijn lichaam komen. Met hetzelfde half verloren bewustzijn keek hij door zijn waterige ogen naar een enorm lichtspel dat uit zijn mond leek te komen. Het had dezelfde prachtige kleuren als die hij in de steen had gezien. Met gigantische snelheid en een afschuwelijk krijsend gejank joeg dit licht nu met razende snelheid door de lucht totdat het plots stil in de lucht bleef hangen.
Romy keek, volkomen uitgeput, naar boven. Alle energie was uit hem getrokken. Nog maar half van bewustzijn staarde hij naar de vormloze bal van licht die nu boven hem hing.
Langzaam zakte de bal naar beneden. Steeds verder naar hem toe totdat het vlak voor hem in de lucht bleef hangen.
Zonder het bewust te doen bracht Romy zijn armen omhoog alsof hij de vormloze bal van licht wilde uitnodigen om weer terug te keren in zijn lichaam. De bal kwam dichter naar hem toe, langzaam maar zonder terughoudendheid. En alsof het zich thuis voelde in deze omarming verdween de vormloze lichtbal in de hartstreek van de kleine Romy.
Het uitgeputte lichaam van de kleine man gaf een korte heftige schok waarbij zijn armen verkrampt uitstrekte en naar buiten toe. Toen viel het lichaam slap en helemaal ontspannen terug in het gras.

Hoewel de herfst zich al aankondigde met de verkleuringen van de bladeren en de langzaam sterker wordende wind was het een aangenaam warme dag. Her en der hoorde je het geritsel van enkele vogels op zoek naar een insect of worm en hoorde je het gekrijs van een paar kraaien die aankondigde dat er iets was gebeurd in het woud.
Er rolde enkele tranen over de wang van de kleine man die roerloos in het nu warme gras lag. Het bijna levenloze lichaam leek volkomen in rustte zijn. Alleen zijn vingers maakte licht schokkende bewegingen alsof het pulserend mee tikte op een onhoorbare muziek.
Langzaam keerde het leven terug in het getergde lichaam van de kleine Romy. Voorzichtig opende hij zijn ogen. Het was vreemd. Het leek alsof hij uit een vervreemde diepe droom kwam waarin hij een reis had gemaakt naar verre vreemde oorden.
Romy probeerde overeind te komen. Zijn lichaam deed overal pijn. Hij keek in het rond. Alles was zoals hij het zich herinnerden maar nu was er dat boek. Het boek dat hem was gegeven vanuit het Atru – Cröm rijk.
Romy wist niet waarom hij dit nu ineens wist.
Maar dat was niet het enigste wat hem was gegeven. Het kwam hem voor alsof hem een gehele geschiedenis aan kennis was gegeven over een lang verloren rijk. Kennis die hij voorheen niet had, nooit eerder van gehoord had, lag nu in zijn hoofd voor het grijpen. Duidelijk en toegankelijk als de herinnering wat hij vanochtend had meegemaakt.

Hij wist nu dat deze cirkel al zo oud was als de tijd zelf. Vele volkeren gebruikte de cirkel om contact met de goden te onderhouden en in stand te houden. Ieder volk had dit op hun eigen unieke manier gedaan. Maar sinds de laatste 500 jaar was het idee van goden veranderd en nu zelfs bijna aan het verloren gaan. Hoewel de cirkel nog steeds ‘actief’ was hadden de mensen haar vergeten.
Romy keek naar het boek.
Lang geleden, aan het einde van het Atru – Cröm, was besloten door de raad van godinnen, dat de mensen op aarde een leidraad mochten krijgen, een inzicht, om hun pad naar verwezenlijking meer toegankelijk te maken.
Dit besluit was het resultaat van een daarvoor ingediend verzoek van de toen heersende Koning Renard Cong. Zijn grootste wens was het verenigen van alle strijdende rijken tot een harmonieus universeel rijk. Een rijk waarin iedereen gelijk was, waarin iedereen zijn of haar levenspad kon volgen en waarin niemand verantwoording hoefde af te leggen naar een koning of heerser. Het was een groot ideaal.
De raad van Godinnen zagen de oprechtheid van Koning Renard Cong als belangrijkste reden om gehoor te geven aan zijn verzoek. Maar het zou niet in de vorm komen zoals hij het wenste. Dit zou het hele proces van de menselijke ontwikkeling onmogelijk maken waardoor men niet zou toekomen aan de uitdagingen die nodig waren om volledig en via ervaring te ontwikkelen.
Daarom besloten ze om het boek van inzichten te geven. Een krachtige bron van informatie dat alleen met oprechtheid toegankelijk werd voor die personen waarvan het hun levensdoel was om via inzichten de wereld om hun heen te beïnvloeden.
Het was het beruchte boek van Atru – Cröm.

Romy luisterde met alle aandacht naar alle informatie die zich nu openbaarde in zijn hoofd. Het was een bijna bizarre ervaring om naar jezelf te luisteren. Hele geschiedenissen aflopen in je hoofd waarvan je wist dat deze er de dag ervoren nog niet waren. Nu stond hij hier, in de cirkel van Atru – Cröm, bedwelmd in kennis die in eerste instantie niet van hem was.
Hij begreep dat hij nu ingewijd was in de rite van boek drager. Het werd hem te veel om te begrijpen waarom. De ervaring die hij nu doorstaan had was te pijnlijk om uberhaugt in begrippen te vatten. Maar Romy wist dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. Hem was een bijzondere gave gegeven toen hij voor dit leven had gekozen. En nu, na de nodige dwalingen, stond hij hier als herboren jonge man die wist wat hem te doen stond.

Romy hield het boek in zijn handen. Hij had het nog niet opengemaakt.
Voorzichtig opende hij de kaft en was vol van nieuwsgierigheid over wat hij zou vinden.
‘Jij kan de keuze maken.’ Hoorde hij.
Romy keek met milde verbazing naar het lege boek. Hij had de kaft inderdaad opengemaakt, de eerste bladzijde omgeslagen maar zag helemaal niets. Geen geschreven woorden, geen afbeeldingen, helemaal niets. Zelfs de bladzijde die hij dacht omgeslagen te hebben bleek er niet te zijn. Romy voelde zich onzeker worden. Hij probeerde te begrijpen wat de bedoeling was. Wat moest hij doen?
‘Wees niet bang, Romy. Ik kan je alleen helpen als je open staat. Je zult er snel aan wennen maar nu is het belangrijk dat je jezelf ontspant en open bent. Het is van belang dat je ontdekt dat wat je is overkomen en wat je ermee kunt gaan doen een keuze is. Weet ook dat je de keuze hebt om een anderen richting op te gaan. Altijd is alles mogelijk.’
Romy werd er stil van.
‘Kun je mij vertellen waar dit boek voor is?’ vroeg Romy. Hij keek vragend naar het boek.
‘Dit boek geeft je toegang tot de werelden achter de belevingswerelden, tot de werelden achter de door de mensen aangenomen grenzen van werkelijkheid. Het boek geeft inzicht over de verborgen werelden van alle mensen. Het zal je meenemen door ontelbare dimensies van geluk, zaligheid en vervoeringen maar ook door de dalen van pijn, verdriet en eenzaamheid. Het zal de toegang zijn tot alles waar de mens naar op zoek is en ook weer niet. Het is de sleutel naar alles wat je wilt weten, wilt zijn of kan worden maar ook weer niet.’
Het boek had nu een schittering gekregen nu het blijkbaar op dreef was om Romy haar macht, haar kunde kenbaar te maken.
‘Betekend dat… dat ik maar hoef te vragen en ik zal het antwoord krijgen?’ vroeg Romy nu rechtuit.
‘Vragen komen voort uit vragen. Antwoorden sluiten aan op wat nodig is om te weten.’
‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg Romy, nu vol verwarring om dit cryptische antwoord.
‘Antwoorden zullen niet komen op vragen die niet vanuit een open hart komen. Wanneer de drager niet oprecht is zal het boek gesloten blijven en zal onwetendheid de mantel zijn die onbewust gedragen wordt. Het boek zal zon en regen zijn, dag en nacht, hemel en aarde, allemaal op hetzelfde moment. Het kent geen tijd, geen dimensie en geen verschillen. Het is één met alles. Je hebt reeds een inter-dimensionale reis gemaakt naar het oude verleden van jouw wereld. Hoewel het meer dan 10.000.000 jaar omvatte, gebeurde het in minder dan een paar seconden van jouw wereld. Alles speelt zich af binnen het geheel van alle dimensies waarin jouw wereld slechts een klein gedeelte is.’
Romy voelde zich totaal overspoeld door deze diepzinnige informatie die over hem heen werd gegoten en staarde nu wat onwennig naar het bewuste boek dat nu in zijn schoot lag.

Hij moest een beslissing nemen. Maar wat? Wilde hij deze verantwoording op zich nemen? Want zo voelde het nu wel voor hem. Enerzijds wist hij wel dat diep in hem de keuze en de kennis lag die hem naar dit moment in zijn leven had gebracht.
Maar hij vond het toch wat moeilijk om dit gevoel van onmacht, dit gevoel alsof het niet hij was die bepaalde wat hij moest of kon doen, los te laten.
‘Zei het boek niet dat ik altijd kon kiezen?’ Bedacht Romy nu hardop.
‘Dus ik kan ook kiezen om het niet te doen. Of later, wanneer ik merk dat ik het toch niet wil.’
Hij keek nog eens naar het boek dat hij nu weer dicht had gemaakt. De steen op de voorkant was dezelfde steen als die van het kistje. De vele gekleurde vlokjes dansten nog steeds in het rond.
Zo bleef de jongeman stilletjes zitten.
De zon had de dag inmiddels heerlijk opgewarmd en de grote eikenbomen begonnen hun dor wordende bladeren voorzichtig los te laten om als een gouden regen over de kleine Romy neer te dalen. Enkele duiven vlogen hun cirkelende spel in de lucht. Verder was het stil.

Advertisement